Weerspiegeld in een waterglas
Niet lang nadat Maurice Gilliams doorbrak met zijn roman Elias of het gevecht met de nachtegalen werd hij in een ziekenhuis opgenomen met een zware depressie. Het was niet de eerste keer dat hij naar de dood verlangde, en het zou ook niet de laatste keer zijn. Schrijvend onderzocht hij de oorzaken van zijn lijden, even nuchter en analytisch als van schaamte en woede vervuld – ‘het dénkend verdriet’ noemde hij de kern van zijn oeuvre.
In haar biografie volgt Annette Portegies hem tijdens de wandelingen die hij door Antwerpen maakte – eerst aan de hand van zijn moeder, die de kerken in de oude binnenstad met hem bezocht, toen naast zijn vader, die in cafés en herbergen op zoek was naar cliënteel voor zijn drukkerij. Ze reist met hem via Turnhout, waar hij op een katholieke kostschool verbleef, naar Amsterdam, waar hij tijdens de Grote Oorlog als vluchteling werd opgenomen. Portegies laat zien dat Gilliams vormgaf aan zijn eerste indrukken, die hem voor het leven zouden tekenen, zoals hij vormgaf aan zijn woorden: zorgvuldig en met overgave bouwend aan een mythe, een schuilplaats, een uitvlucht.