Wat als we niet waren betoverd
Soms vragen de mensen aan mij: ‘Waarom schrijf jij geen roman?’ En dan wijzen ze een kort stukje aan in mijn boek. ‘Hier, in dit stukje zit toch op zijn minst een roman van 375 bladzijden verscholen?’
Ik heb daarop geen antwoord. Op de meeste vragen van de meeste mensen heb ik geen antwoord. Ze zetten me wel aan tot denken, of tot het stellen van wedervragen: ‘Zeg meneer de romancier, waarom schrijf jíj eigenlijk geen korte stukjes? Met een beetje meer moeite had je van die 375 bladzijden makkelijk een subliem miniatuurtje van 375 woorden kunnen maken. Waarom heb je dat niet gedaan?’
In Wat als we niet waren betoverd verkent Sylvia Hubers (1965)
het grensgebied tussen poëzie en proza. De Nederlandse koningin van het zeer kort proza voert de lezer langs een calvinistische kraakmachine, buitenproportionele zelfverbetering, machtswellust, totemdieren, nepnagels, totalitaire dictaturen en eiergemeenschap. Dankzij Hubers bezie je het leven voorgoed met nieuwe verwondering.
Over Vandaar dit huwelijksleven:
‘Ik las het en schoot in de lach. Onweerlegbare poëzie – geschikt voor inwendig gebruik.’
Ester Naomi Perquin