Walter
De twaalfjarige Walter, tweede zoon in een Brabants boerengezin, gaat in 1952 naar het seminarie om tot priester te worden opgeleid. Hij voelt zich er thuis, ook al keren begin jaren zestig steeds meer medestudenten de opleiding de rug toe. Walter blijft, maar schuift zijn priesterwijding op de lange baan. Wanneer hij het seminarie verlaat, is de wereld buiten de muren compleet veranderd. Hij is daar niet voor toegerust.
Walters overstap van het zeer besloten seminarie naar de wereld buiten het instituut stelt hem voor grote problemen. Hij heeft nauwelijks een eigen identiteit ontwikkeld, moet vechten tegen de eenzaamheid, en aan de grote liefde die in zijn leven komt, kan hij zich niet overgeven. Alle zekerheden die hij had opgebouwd, blijken op drijfzand te staan.
De roman Walter bestaat uit 24 hoofdstukken, momentopnames van een tijdperk dat al bijna uit het zicht lijkt te zijn verdwenen.