Vijftien honden
Het begint, zoals veel vreemde verhalen, in een kroeg. Hermes en Apollo ruziën over de vraag wat er zou gebeuren
als dieren menselijke intelligentie hadden. Ze sluiten een weddenschap af en schenken een groep honden bewustzijn en taal. De honden, plotseling in staat tot complexe gedachten, besluiten meteen de dierenkliniek te verlaten. De goden kijken toe hoe er al snel strijd ontstaat tussen zij die zich verzetten tegen dit nieuwe bewustzijn en blijven bij de oude, 'hondse' manier van leven, en zij die de verandering omarmen. De geslepen Benjy trekt van huis naar huis. Prince wordt een dichter. En Majnoun ontwikkelt zo'n bijzondere relatie met een vriendelijk echtpaar dat zelfs de cynische schikgodinnen ervan opkijken. Deze hedendaagse filosofische fabel stelt op uiterst originele wijze de oeroude vraag: wat is de zin van het leven?