Slapeloze nacht
Het is nacht. Terwijl een wildvreemde man in haar bed ligt te slapen, is een vrouw naar beneden gegaan om een tulband te bakken. Zo doet ze dat in de doorwaakte nachten sinds haar man zich, nadat ze slechts veertien maanden getrouwd waren, van het leven heeft beroofd. Het geheim waarmee het revolverschot in de tuinbouwkas haar heeft achtergelaten – waarom? – is altijd aanwezig. Inmiddels niet meer als vraag, maar als feit.
Ze stelt de keukenwekker in. Gaat weer naar boven. Kijkend naar de slapende man dringt tot haar door waarom ze het deze keer fijn vindt om wakker te zijn.
De nacht houdt zich doodstil. Aarzelt. Ik weet niet of ik hier na deze keer nog mee door wil gaan. Ontmoeten, vertellen, ontmoeten, vertellen. De feiten achter hun vodden zitten, ze zo dicht op de huid zitten dat ze zich op een dag misschien wel een doodlopende steeg in laten manoeuvreren.