Moederskinderen
Het was voor Jan Fontijn een schok van herkenning toen hij Stendhals emotionele beschrijving las over de dood van diens moeder. Het herinnerde hem aan de nauwe band die hij als kind met zijn eigen moeder had en hoe die band door haar verschrikkelijke dood werd verbroken.
Deze lees- en levenservaring was voor Fontijn aanleiding op zoek te gaan naar de wijze waarop een aantal prominente mannelijke schrijvers de band met hun moeder hebben beleefd en beschreven. Helder en beknopt weet hij de hoogte- en dieptepunten van de moeder-zoonrelatie te beschrijven. Zo komen in Moederskinderen buitenlandse auteurs als Paul Léautaud, Michel Houellebecq, Charles Baudelaire, Rainer Maria Rilke, Friedrich Nietzsche, Marcel Proust en André Gide aan bod. Maar ook Nederlandstalige auteurs zijn met Gerard Reve, Herman Gorter, Jan Hanlo, Martinus Nijhoff, Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel en de Belgische Maurice Gilliams goed vertegenwoordigd.
‘Moederskinderen’ noemt hij die door hem gekozen schrijvers, omdat de moederliefde of het intens verlangen daarnaar zo dominant in hun leven en werk aanwezig is. Hun relatie met hun moeder is vaak ontroerend en navrant en is voor Jan Fontijn meer dan eens aanleiding om die te verbinden met zijn eigen relatie met zijn moeder.
Er zijn ook schrijvers die hun moeder nooit gekend hebben en leden onder dat gemis. Het boek sluit af met een korte schets van de wijze waarop psychiaters H.C. Halberstadt-Freud, Sigmund Freud en Georg Groddeck de relatie tussen moeder en zoon beschouwden.
Jan Fontijn (1936) is neerlandicus en literatuurwetenschapper. Hij is de biograaf van Frederik van Eeden. Tot zijn omvangrijke oeuvre behoort onder andere Opgebouwd uit hetzelfde. Broers en zusters in de literatuur.