Mary
Mary Shelley verblijft op haar veertiende bij een
familie in Schotland, waar een innige vriendschap
ontstaat met Isabella Baxter. Samen dwalen ze in het
gebied dat al eeuwen verhalen herbergt over monsters
en geesten, en op een dag stuiten ze diep in het
bos op een man die geen man is. De ledematen log
en lelijk, een hoofd dat noch menselijk, noch dierlijk
is. Vier jaar later brengt Mary met haar geliefde
Percy Shelley een bezoek aan haar vrienden John
Polidori en Lord Byron, bij het Meer van Genève.
’s Avonds bij het haardvuur vertellen ze elkaar verhalen.
Een flintertje herinnering brengt haar terug
naar haar tijd met Isabella in Schotland, en ook naar
David Booth, een zeer intelligente, charismatische,
maar tegelijk ook griezelige man, die een grote interesse in Mary en Isabella ontwikkelde.
Dan dient ook het monster uit het bos zich weer aan, en vanuit die gedachte
ontstaat haar verhaal over het monster van Frankenstein.
Mary is een ode aan de verbeelding, een verhaal over creëren, over de onlosmakelijke
band tussen fantasie en werkelijkheid. En evenals Mary Shelley toont Anne Eekhout
de kracht van een vrouw wanneer die iets ter wereld brengt wat niemand voor mogelijk had gehouden.