Ik, alleen
Het is vrijdag 11 september 1840. Koning Willem I leest in zijn werkkamer op Paleis Noordeinde de avondkrant en overdenkt de consequenties van de herziene grondwet. Er wordt aan de poten van de koninklijke macht gezaagd, door leden van de Tweede Kamer in het openbaar, door zijn zoon en troonopvolger in de wandelgangen.
De avond gaat over in de nacht, de koning blijft in zijn werkkamer en hij beveelt de grootmeester hem zijn kroon te brengen. In de donkerste uren van de nacht, tussen waken en slapen in, wordt hij geconfronteerd met geesten van overledenen en keuzes uit het verleden. Ondertussen denkt hij aan zijn geliefde, Henriette d’Oultremont, de hofdame van zijn overleden vrouw. Hij schrijft haar een brief waarin hij haar zijn liefde betuigt en zijn onmogelijke keuze met haar deelt: zijn koninkrijk of een huwelijk met haar?
Ik, alleen is een koningsdrama, een herinnering aan het verleden en een legitimatie voor het heden. Het is het eerste deel van een drieluik over het Hollandse koningshuis en de monarchie onder de koningen Willem I, II en III.